nuttige informatie over voer voor schapen - door Voerwaarts.nl

De belangrijkste mineralen en spoorelementen (micromineralen) voor schapen zijn calcium, fosfor, magnesium, kobalt, koper en selenium.

Calcium – Vitamine D3
Om calcium uit de voeding op te nemen is vitamine D nodig. Een calciumgebrek bij schapen heeft eigenlijk altijd te maken met een vitamine D3 tekort. Het is doorgaans geen te kort in aanbod maar een opnameprobleem. Een schaap dat onvoldoende zonlicht ziet maakt geen vitamine D aan. In de zomer als de schapen geschoren zijn maken ze veel vitamine D aan en dit kan in de lever worden opgeslagen. In de wintermaanden als de vacht opname door de huid belemmert en de zon er sowieso maar beperkt is, kan de beschikbaarheid van vitamine D een probleem worden.
Een tekort aan vitamine D verhindert de calcium vastlegging in het lichaam en kan zorgen voor botproblemen, melkziekte en stijve overhouders.
Rassen met veel meerlingen en rassen met een hoge melkgift zijn extra gevoelig voor een calcium tekort.

Calcium – Fosfor
Een juiste verhouding calcium/fosfor is van belang voor een goede botstructuur en om vorming van urinestenen of blaasgruis te voorkomen. Schapenbrokken van goede kwaliteit hebben een ruime calcium/fosfor verhouding waardoor ze ook veilig voor rammen zijn. Rammen zijn gevoeliger voor problemen met de urinewegen als gevolg van een verkeerde calcium/fosfor verhouding.
Traditioneel wordt er vaak bietenpulp(brok) aan schapen verstrekt. Het is smakelijk en energierijk. Vroeger was het ook voordeliger dan schapenbrok maar door de hoge kosten van gas die nodig is om de pulp te drogen is dat dikwijls niet meer het geval. Bietenpulp heeft nets als granen een voor schapen verkeerde calcium/fosfor verhouding. Het voeren van een degelijke schapenbrok zoals Voerwaarts Schapenbrok Conditie voorkomt problemen met een verkeerde cakcium/fosfor verhouding.

Magnesium
Een tekort aan (opneembaar) magnesium kan bij schapen kopziekte veroorzaken. Schapen met kopziekte zonderen zich af van de koppel, zijn traag en hebben zenuwtrekjes. Schapen ‘verbruiken’ meer magnesium in stressrijke situaties. Hoogproductieve dieren hebben de hoogste magnesiumbehoefte. Alle soorten en merken schapenbrokken bevatten toegevoegde magnesium.

Koper
Schapen gebruiken koper voor de vorming van rode bloedcellen, bloedvaten, pigment, vacht en botten. Alle schapen hebben koper nodig om te kunnen functioneren. Maar de bandbreedte tussen een kopertekort en een koperoverschot is bij een aantal rassen zo smal dat we in de praktijk spreken over kopergevoelige en niet kopergevoelige rassen. Bij een overmaat koper stapelt een schaap dit op in de lever. Bij een stressvolle situatie komt het vrij en kan kopervergiftiging opreden met acute sterfte tot gevolg. Dit is de reden dat alle schapenbrokken vrij zijn van toegevoegde koper. Symptomen van kopervergiftiging zijn: stoppen met eten, gele slijmvliezen en donkere urine.

Koper heeft invloed op de vruchtbaarheid van schapen. Een tekort kan de vruchtbaarheid negatief beïnvloeden doordat de eicellen niet goed ovuleren. Ze blijven dan in de folikels zitten. Kopertekort kan zich ook uitten in vermagering, diarree of een dorre vacht. De wol heeft bij een tekort vaak een vreemde structuur. Kopertekort bij schapen is van oudsher een probleem op zandgronden. In die bodem zit weinig koper en dus ook in de gewassen die er groeien. Een ander bekend fenomeen is dat een hoog molybdeen gehalte in de bodem de koperopname verdringt.

De Texelaar is een bekend ras met een kopergevoeligheid. Voor texelaars wordt als nog acceptabele norm koper in krachtvoer 15ppm (15mg/kg) genoemd, maar bij langdurige toediening van deze hoeveelheid via het krachtvoer kan ook dit al te veel zijn omdat ze koper zeer efficiënt benutten. Het kopergehalte in het ruwvoer is immers niet bekend en kan wisselen. Koper is ook de hoofdreden waarom rundveebrokken, paardenbrokken en geitenbrokken per definitie ongeschikt zijn voor schapen.

Tot de kopergevoeligen rekenen we naast de Texelaar ook de Suffolk en kruisingen van beiden. Tot de rassen die een redelijke koperbehoefte hebben behoren de hoogproductieve rassen Swifter; Rijnlam, Flevolander, Noordhollander, Hampshire Down, Drents Heideschaap, Fins Landschaap, Scottish Blackface en Duitse Heideschapen en kruisingen hiervan. Gehoornde rassen hebben als voordeel dat de hoorns (net als de tanden) als buffer voor vele mineralen en spoorelementen kunnen dienen en dat ze hierdoor vaak minder gevoelig voor koper zijn.
Verstrek alleen een voeding met toegevoegde koper (bijvoorbeeld speciale likemmers met koper) als bloedonderzoek heeft aangetoond dat dit noodzakelijk is.

Kobalt
Het spoorelement kobalt is een onderbelicht nutriënt bij schapen. Kobalt is vooral belangrijk voor de groei van de lammeren. Biest en melk van de ooi bevat kobalt. Ook na het spenen moet er voor groeiende lammeren kobalt in de voeding zitten. In gewassen op zand- en veengrond is dat niet altijd het geval maar zelfs op kleigrond kan een tekort aan kobalt in de gewassen voorkomen. Bijvoeren met een lammerenkorrel die kobalt bevat is daarom noodzaak. Wij adviseren daarom een gift van ca 200g Voerwaarts Lammerenkorrel Groei per dag.
Een tekort aan kobalt veroorzaakt bij lammeren een groeiachterstand en/of traanstrepen. Ook een dorre vacht, trage dieren of een overgevoeligheid voor zonlicht kunnen symptomen van een kobaltgebrek zijn.  Bij volwassen schapen toont een kobalt tekort zich in de vorm van een dikke kop (oedeem), traanstrepen of neusuitvloeiing.

Bij schapen zien we een kobalttekort vaak veroorzaakt door een te kale weide. Je ziet de dieren dan met hun kop door het gaas heen op zoek naar gras buiten de eigen weide. Ook het grazen door het gaas van kruiden langs de slootkant komt voor, deze kruiden zijn vaak wat rijker aan kobalt. Lammeren met een kobalttekort likken soms zelfs aan de grond op zoek naar de ontbrekende (micro)mineralen.
Kobalt wordt in de schapenpens omgezet in cobalamine, de “voorloper” van vitamine B12. Deze vitamine is nodig voor de energievoorziening en voor snelgroeiende weefsels. Daarom zie je met name bij lammeren dat ze achterblijven in de groei als ze een tekort aan kobalt hebben.

Selenium – Vitamine E
Selenium werkt samen met vitamine E en is belangrijk voor de vruchtbaarheid en hormoonhuishouding van schapen. Selenium (en vaak ook koper en kobalt) zitten over het algemeen weinig op veen- en zandgronden. Gevolg is dat de gewassen op die gronden lage gehaltes van deze spoorelementen bevatten. Selenium is essentieel voor een goede vruchtbaarheid maar ook voor de weerstand en uiergezondheid.